The Longest Day; de Zuid-Noord-lijn

Dat er ook in 2019 een Longest Day verreden zou gaan worden, dat wisten we eigenlijk al toen we in 2018 na 440 kilometer in Vlissingen arriveerden. Het is inmiddels een traditie geworden. Weliswaar eentje waarbij je verschrikkelijk af moet zien, maar ook eentje waar elke deelnemer zich het hele jaar op verheugt. Iedereen heeft zin in die ene dag, 21 juni, waarop de zon het langste schijnt. Een dag vol bikkelen en afzien, maar ook met veel pret en geluk.

Het gevloek is dan ook groot als een chirurg van het ziekenhuis in Amersfoort op 10 mei tegen mij zegt dat ik het fietsen wel kan vergeten voor de komende vijf à zes weken. Als ik anderhalve week later ook nog eens te horen krijgt dat ik mij vooral op de Longest Day van 2020 moet richten, is de wereld even te klein. Het advies van dr. Van Olden kan ik moeilijk negeren. Hij is naast arts in Amersfoort ook de ploegarts van wielerploeg Jumbo-Visma en heeft er dus wel enig verstand van. Normaal hang ik aan de lippen bij mensen uit de wielerwereld, nu vind ik zijn verhaal verschrikkelijk.

Wil je meer The Longest Day? Dat kan! De verslagen van 2017 en 2018 staan ook online.

Ik zet voor mijzelf de deur nog op een kier. Maar als ik een week voor The Longest Day nog geen 440 centimeter kan fietsen, hak ik de knoop door. Voor mij geen mooiste wielerdag van het jaar. Althans, niet op de fiets, maar wel in de ploegleiderswagen. Chauffeur, verzorger en ploegleider ineen. Dan er in de Volkswagen Transporter van schoonvader Evert maar een mooie dag van maken en de heren coureurs maar bien soignés op pad sturen.

Het startschot valt om 04.10 uur op de Bosschstraat in Maastricht. In het halfuur daarvoor stouwt iedereen zich vol met bananen, yoghurt, reepjes en broodjes kaas. Slingerend tussen de studenten door zetten elf man koers richting het noorden, richting Winschoten. Op straat is het nog druk, veel studenten komen net de kroeg uit en beginnen spontaan te applaudisseren als er een in het wit gestoken pelotonnetje zich in gang trekt op weg naar Winschoten, 430 kilometer verderop.

Het begin is lastig, veel kronkelweggetjes in het zuiden van Limburg. En als anderhalf uur later de zon recht in het gezicht van renners en ploegleiding gaat schijnen, is het lastig om te zien waar de weg begint en ophoudt. De zon klimt gelukkig langzaam hoger aan de hemel en de wegen beginnen zich meer en meer aan de oevers van de Maas te houden. In Blitterswijck zwaaien we zogenaamd naar Wout Poels, in Afferden plakken we een band (de eerste in drie jaar!) en al gauw zijn we in Groesbeek waar we in een gastronomische hemel belanden: de ouders van Rick hebben een tafel vol met koude cola, hete koffie en gigantische stukken taart voor ons neergezet.

Iedereen voelt zich nog goed. Herman is op dat moment al tevreden met de eerste 140 kilometer. “Ik heb het hele jaar nog niet zo ver gereden”, zegt hij koeltjes. Dertig minuten later zetten elf verschillende merken frames (toch bijzonder, niet?) koers richting Millingen aan de Rijn, er wordt gereden door een prachtig natuurgebied ten zuidoosten van Nijmegen. Bossen met heuvels en prachtige polders waarvan de ploegleiding weinig meemaakt. Omdat het pontje niet toegankelijk is voor auto’s, racen wij via de snelweg richting Zeddam, voor alweer een koffie op het terras.

Oostwaarts, richting de Achterhoek. En met de wind – die inmiddels uit het westen is gaan blazen – in de rug, gaat het met een gangetje van 40 kilometer per uur naar de volgende stop: Winterswijk. In de auto worden er inmiddels wielerquizjes gespeeld, collega’s geïmiteerd en verhalen uit de oude NOS-doos gehaald. Never a dull moment als je met Han en Pascal op pad bent.

Halverwege de dag kijkt rookie Rob Harmeling nog even fit uit zijn ogen als die ochtend. Hij vindt het een ‘machtige dag’ en is blij met de honderd kilometer die hij de dag daarvoor nog heeft gereden. En dat terwijl hij ons voorafgaand in de appgroep nog bang heeft gemaakt met opmerkingen als ’trainen is voor talentlozen’. De verbazing is nog groter als Rob na dik 300 kilometer opbiecht dat zijn wekker straks om 07.00u gaat. “Even een clinic geven”, zegt hij met een grote glimlach van oor tot oor. Als hij de dag later een foto stuurt, geloven we het pas echt.

In de Achterhoek en in Twente is het prachtig fietsen. De wegen zijn goed, maar er moet vanwege het hoge bebouwdekomontwijkengehalte goed op de navigatie gekeken worden. Belangrijk is daarbij ook dat er niet per ongeluk een verkeerde afslag genomen wordt en het pelotonnetje in Duitsland belandt. Doel van deze editie is immers: zo dicht mogelijk bij de grens blijven, maar nooit erover. Eén keer gaat het mis en rijden we voor twintig meter in Duitsland. Niemand die er wakker van ligt.

In Gramsbergen worden we feestelijk onthaald. De ploegleiding regelt een half uur voor aankomst van de renners dat er een grote plaat met tosti’s klaarstaat. Zelf nemen we een tripel, een witbier en een gewone. Verschil moet er zijn, toch? De gasten op het terras wilden graag weten wat we in hemelsnaam aan het doen zijn en hoe we in Gramsbergen terechtkomen. De bediening is alleraardigst en zorgt ervoor dat we gauw weer kunnen vertrekken. Winschoten is nog 90 kilometer ver. De schaamte in de auto is dan ook groot als we er even later achterkomen dat we vergeten zijn te betalen. Langs het Coeverderkanaal scheuren we met het schaamrood op de kaken terug.

Ter Apel blijkt het langste en dunste dorp ter wereld. Althans, dat is de mening in de wagen. Aan weerszijden van het water een rij huizen en daarachter niks. Even later, in Jipsingboermussel, ploft het peloton nog eventjes neer. Cola’s verdwijnen als sneeuw voor de zon in de dorstige kelen. Sommigen vallen bijna in slaap. Maar het einde is in zicht. Winschoten doemt op aan de Groningse horizon.

Als we rond half tien aankomen in Winschoten, schiet sportfotograaf Joris Knapen zijn laatste foto’s. Hij is praktisch de gehele dag met ons meegereden en heeft onderweg de meest fraaie foto’s van ons gemaakt. “Ik had toch niets te doen vandaag”, zegt hij droogjes. Wij zijn hem eeuwig dankbaar voor hoe hij deze dag zeer professioneel heeft vastgelegd. Nadat hij onze omhelzingen heeft vastgelegd,  springt iedereen onder de douche.

Achttien bittergarnituur en veel speciaalbier later is de sfeer in de hotelbar opperbest. Zelfs de opgelopen irritaties door de eikenprocessierups kunnen het plezier niet bederven. The Longest Day 2019 was een feest, net als die van 2018 en 2017. Zelfs de plannen voor 2020 worden – eerder dan normaal – door ondergetekende ontvouwd. En hoewel iedereen doodmoe is, wordt de route met gejuich ontvangen. Ik kan niet wachten tot het zover is. Een dag in de auto is hartstikke prima en gezellig, maar ik wil het graag bij deze ene keer laten.

Grote dank aan 36 Cycling die ons voorzien heeft van shirt, broek, windjack en sokken. Dikke kudos voor Studio nulelfzeven voor het helpen bij het ontwerpen van die o zo fraaie wielerkleding. Hieperdepiep hoera voor MIR Sportsmarketing dat ons overladen heeft met reepjes, gelletjes en bidons. Props voor Hooijer Vuurwerk voor het beschikbaar stellen van zijn ploegleidersbus. Ultiem tof hoe Sjoerd voor ons een heerlijke pasta in elkaar heeft gedraaid. Als laatste een dankwoord voor de ouders van Rick in Groesbeek en Arjan en Marlies in Winterswijk voor het openstellen van hun huis voor elf hongerige en zweterige wielrenners. 



Laatste keer Rondje IJsselmeer. Rij je mee?

Op 1 april gaat de Afsluitdijk voor drie jaar dicht. Nee, dat is geen 1-aprilgrap, maar helaas de bittere realiteit. Om nog een keer te genieten van de prachtige saaiheid van de Dijk der Dijken, rijd ik op zondag 31 maart een Rondje IJsselmeer van +/- 270 kilometer. Wil je mee? Gezellig. Hieronder wat informatie.

  • Pelotonnetje zal om 07.00u vanuit Muiden vertrekken, vanaf de o zo gezellige P1-parkeerplaats (zie onderstaand kaartje). Het is daar gratis parkeren, het is goed bereikbaar per auto (en fiets) en het ligt praktisch aan het parcours. We proberen om uiterlijk 17.00u in Muiden terug te zijn. 
  • Het lijkt erop dat de wind uit het noorden en/of noordoosten zal komen. Dat betekent dat we het rondje tegen de klok in zullen rijden. Dus via Flevoland, Friesland naar de Afsluitdijk. Via Noord-Holland retour. Mocht de wind toch van richting veranderen, kan de rijrichting nog worden aangepast.
  • We rijden self supporting. Dat houdt in dat er geen volgwagen met bidonnen, banden en reservefietsen meerijdt. Alles wat je onderweg nodig dient te hebben, moet je zelf (eventueel in een klein rugzakje) meenemen. Denk aan genoeg binnenbanden, eten, geld en eventueel een OV-chipkaart.
  • Het gemiddelde zal rond de 30 km/u liggen. Misschien iets langzamer, misschien iets sneller. We houden rekening met elkaar, maar we zullen doorrijden als mensen het normale tempo niet meer fatsoenlijk kunnen volgen.
  • Lek? Dat kan gebeuren. We zullen elkaar helpen en op elkaar wachten. Bij grote problemen zoals gebroken wielen, rijden we in principe door. Mocht het aantal lekke banden nou drastisch toenemen en dit voor dermate vertraging en irritatie gaat zorgen, is het onontkoombaar dat er mensen zullen beslissen om door te rijden. Dit is helaas, zo leert de ervaring, niet te voorkomen.
  • Er wordt één of twee keer gestopt. Dit is geen moment voor een driegangenlunch, maar een moment om bij hoogstwaarschijnlijk een pompstation of bescheiden lunchtent een broodje en koffie te nuttigen. Dit alles voor eigen rekening. 
  • Wordt het aantal deelnemers te groot, dan gaan we eventueel over tot het formeren van twee pelotonnetjes. 
  • De route (tegen de klok in) is uiteraard te bekijken op Strava.

Pas op, verslavend (3): fietsen in alle gemeentes

Degenen die mij een beetje kennen of dit blog met enige regelmaat lezen, weten het inmiddels: ik heb nogal een voorliefde voor de getalletjes die bij het fietsen horen. Zo is mijn Eddington-getal inmiddels 97 (nog 5 ritjes van 100+ te gaan!) en staat mijn maximum square op 21. Dat laatste getal is de afgelopen tijd niet echt hard gegroeid, maar dat is weer een ander verhaal.

Maar er is nu nog iets leuks voor de fietsgetallenfetisjisten zoals ik bij gekomen: de Long Term NL Challenge. Deze site laat namelijk in één oogopslag zien in welke Nederlandse gemeentes je al met de fiets bent geweest. En dat zorgt uiteraard weer voor een hoop tochtjes op nieuw terrein en tegelijkertijd voor een boel rivaliteit in app-groepen: de printscreens van wit-oranje plaatjes vliegen mij om de oren.

Het werkt simpel. De site haalt je data op uit Strava. Dit duurt de eerste keer wat langer; alle ritjes moeten immers worden gecheckt en aangezien dat er bij mij inmiddels meer dan 700 zijn, moest ik eventjes geduld hebben. In een e-mail krijg je vervolgens een keurig overzicht en zie je direct in welke gemeente je wel en niet bent geweest. Hoe meer oranje hoe beter.

In diezelfde mail een flinke rij tekst met wanneer je voor het eerst in een gemeente was en welke plaatsen nog op de bucketlist afgevinkt moeten worden. En geloof me, daar staan een boel plaatsen bij waar je nog nooit van hebt gehoord. Zo wachten de gemeentes Smallingerland, Maasgouw, Berkelland en Eersel nog op een bezoek van mij en mijn De Rosa. Maar tegelijkertijd schreeuwen metropolen als Leeuwarden, Eindhoven, Hengelo en Alkmaar ook nog om mijn aandacht. Werk aan de winkel.

Mijn teller staat op 221 van de 372 gemeentes. En dat is een score waar ik na het zien van een flink aantal andere uitslagen, best tevreden mee ben. Uiteraard hebben twee fietstochtjes van in totaal 900 kilometer, ook wel The Longest Days genoemd, flink bijgedragen aan dit resultaat. Maar met name in het oosten is er voor mij nog flink wat terrein te ontdekken. Drie keer raden waar TLD in 2019 verreden zal worden.

Limburg leidt, Groningen lijdt
Inmiddels hebben bijna 1.500 mensen de Long Term NL Challenge gedaan. Daarvan zijn er 1.050 in de gemeente Gulpen-Wittem geweest. Daarna zijn Valkenburg aan de Geul (1.042) en Eijsden-Margraten (1.034) het populairst. Amsterdam (847) en Utrecht (842) staan op de 18e en 19e plaats. Onderaan staan de Groningse gemeentes Oldambt (143) en Pekela (83).

In totaal heeft de server van bedenker Frank van Moorsel al meer dan een miljoen ritjes geanalyseerd; meer dan 60 miljoen fietskilometers met bijna 2 miljard GPS-punten.

Wie goed op de kaart kijkt, ziet dat een aantal gemeentes niet meedoet met het spel. Acht gemeentes vallen buiten de boot. Hoe komt dat? Van Moorsel heeft alleen de gemeentes in zijn site opgenomen die hij vanuit zijn woonplaats zónder boot en zonder landsgrenzen te passeren, kon bereiken. En dus vallen de vijf Wadden-eilanden en de drie gemeentes in Zeeuws-Vlaanderen af. Echter, zondagavond bereikte mij het bericht dat dit binnen twee tot drie weken is ‘gerepareerd’. Het aantal te befietsen gemeentes zal dan stijgen naar 380, dat houdt tegelijkertijd in dat mijn percentage van 59 weer zal dalen. Want ik ben van die acht nu nog niet meetellende gemeentes alleen op/in Texel geweest.

Ik ben benieuwd naar jullie score. De hoogste inzending hieronder in de comments krijgt een setje bandenlichters, haha!

UPDATE: Op 1 januari 2019 zal het aantal gemeentes als gevolg van een herindeling dalen van 380 naar 355. Het wordt dus gemakkelijker om een volle kaart te gaan scoren, maar jammer voor deze verslaving is het wel.

Een Drents wielerfeestje op de VAM-berg

Mijn eerste herinnering aan de VAM-berg zal van iets meer dan tien jaar oud zijn. Als slowmotion-redacteur van Studio Sport moest ik naar de Ronde van Drenthe. Het was niet de eerste wielerkoers die ik voor mijn werk bezocht, dat was in 2005 de Eneco Tour. Daar ontmoette ik voor het eerst Mart Smeets. Mijn eerste beeld van Mart-als-collega was een groot lijf dat achterwaarts afdaalde van een klein wankel trappetje op weg naar de stoep waar ik mij bevond. Maar dat is weer een ander verhaal.

Terug naar de Ronde van Drenthe, daar waar ik samen met regisseur en goede vriend Pascal Clement voor enkele uren in een piepklein regiewagentje vertoefde. Het peloton denderde over de VAM-berg heen. De commentator en le régional de l’étape Herbert Dijkstra vertelde vol enthousiasme over de vuilnisbelt waar een strook asfalt overheen was gelegd. “Eens per jaar gaat het hek open en dan mag erover gefietst worden. Tot groot verdriet van alle wielerliefhebbers is deze col de rest van het jaar gesloten.” Met enige dichterlijke vrijheid zet ik zijn quote tussen aanhalingstekens. Gefactcheckt heb ik hem niet, maar iets van die strekking zal het zeker zijn geweest.

Echt veel fietste ik enkele jaren na de eeuwwisseling zelf nog niet. Ik had een mooie Giant TCR met T-Mobile stickers en Shimano 105, maar die stond bij mijn moeder in de schuur. Het interesseerde me niet zoveel of je wel of niet over die vuilnisbelt kon denderen. Hoe anders was dat eind vorig jaar, toen ik voor het eerst hoorde dat je binnenkort over de VAM-berg kon fietsen. Enthousiasme-deluxe. Valverde-achtige klimmetjes in Drenthe, hoe tof wil je het krijgen?

“Zullen we aan het begin van de herfstvakantie een weekendje naar het Hof van Saksen?” vroeg mijn vriendin begin oktober. “Dat is toch dat mooie bungalowpark in Drenthe?” antwoordde ik retorisch. Ik wist maar al te goed waar dat park lag. De vorige keer dat we daar waren, genoot ik van het tientallen kilometers lange MTB-parcours bij Gieten. Snel checkte ik wanneer de VAM-berg geopend zou worden, ik had immers gelezen dat dat rond de herfstvakantie zou zijn. “Hartstikke leuk, dat Hof van Saksen!” concludeerde ik. Ondertussen zag ik mijn racefiets al in de kofferbak van de auto liggen.

Hoe het gebeurde weet ik niet. Of beter gezegd: hoe het niet gebeurde weet ik niet. Maar dat weekende belandde ik niet op de net geopende Col du VAM. Racefiets ongebruikt mee retour. Maar erg was dat niet. Zwembaden, kinderen, speelparadijzen, tripel karmeliet en goede avonden met vrienden die daar ook verbleven, waren prima redenen om een weekendje over te slaan.

Thuis aangekomen na een lang weekend in Drenthe bleek de iPad in het appartementje achtergebleven te zijn. “Hè wat vervelend nou! Nee, u hoeft hem niet op te sturen hoor. Ik kom ‘m gauw zelf even ophalen. Geen énkel probleem.”

De route stond nog in mijn Wahoo, het herfstzonnetje was aanwezig en dus stond niks meer een bezoekje aan de de VAM-hemel in de weg. Afgezien van een lieve oudere meneer die aanbood om een foto van mij op de top te maken en een verdwaalde (?) mountainbiker was er niemand. Ik had de hele VAM-berg voor mij alleen.

Hoe het daar was? Tof. Drenthe heeft er echt wat van gemaakt. Je kan de berg van vier verschillende kanten opfietsen. En de beklimminkjes zijn best wel stevig te noemen. Stukken van 15 procent waar je echt even flink door moet stampen om niet tot een totale parcheggio te geraken. Het asfalt is fonkelnieuw en ongeveer vier meter breed en dat is als je in je eentje bent uiteraard genoeg. Maar ik kan me voorstellen dat als je daar in een druk weekend met een boel anderen in de rondte rijdt, het wat aan de smalle kant is.

Eén van de vier beklimmingen eindigt op een heuse kasseistrook. Een dikke honderd meter aan kinderkopjes, voor het echte Ronde van Drenthe-gevoel. Afdalen gaat net als het klimmen op een eenrichtingsweg. Wel zo veilig. De haakse bocht aan het einde van het steile stuk naar beneden zorgt ervoor dat de remblokken ook goed getest worden. Dat het net even anders gekund, denk ik bij mijzelf. Maar als ik even later mijn hartslag tot boven de 170 zie gaan, zijn de rembloktranen alweer passé.

Ik doe een stuk of zeven beklimmingen, maak ondertussen wat foto’s en moet lachen om het bord boven op de top: 4800 centimeter boven NAP. Een bord dat over twee jaar als het goed is aan vervanging toe is. Dan komt het Dak van Drenthe op meer dan zestig meter hoogte te liggen.

Met een mooi lusje rijd ik kruipdoor-sluipdoor terug naar mijn auto. Ik heb het naar mijn zin gehad op de VAM-berg en ben blij dat die iPad in huisje 418 is blijven liggen. Ik had zodoende een goede reden om terug te rijden naar Drenthe. Maar is de VAM-berg alleen een goede reden om meer dan honderd kilometer in de auto te zitten? Nee, alleen die berg is niet genoeg. Na een halfuurtje ben je – vind ik – echt wel uitgespeeld. Maar als je (een beetje) in de buurt bent, dan is de VAM-berg hartstikkene mooi om even op te stampen.

The Longest Day, een slopende topdag van 440 kilometer

Na zeventig kilometer lig ik ineens op het asfalt. Ik hang achteraan in de groep, voor mij rijden er twaalf vrienden twee aan twee. Zij rijden wel allemaal vakkundig om die ene steen heen. Ik heb ‘m niet gezien en klats met mijn hoofd op het asfalt. Broek en shirt kapot, maar vooral een flinke deuk in het moraal. Maar kan ik nog door? Het gaat toch niet zo zijn dat ik na maanden trainen en vooral voorpret hier om 07.00 uur ’s ochtends in Holwerd mijn Waterloo ga vinden? Alles doet zeer, maar fietsen kan ik wel. Ik voel me een prutser: hoe kan ik zo stom zijn en die steen niet zien.

Terwijl Aart – MacGyver – Vierhouten mijn zadel met rubbers en tape weer aan mijn frame monteert zegt Johnny Hoogerland met een grote glimlach: “Kom op hè, toen ik in het prikkeldraad lag, fietste ik ook gewoon door”.  En gelijk heeft-ie. Doorrijden zal ik. Al moet ik met één been verder. Dit is niet alleen de langste, maar ook de mooiste dag van het jaar.

Enkele dagen eerder kijken we met verbazing naar de weersverwachting voor de 21ste. Na dagen van de meest prachtige wind uit het zuidwesten, wordt er ineens windkracht vijf uit het noordwesten verwacht. We gooien de plannen om en kiezen ervoor om in plaats van Vlissingen – Delfzijl van Delfzijl naar Vlissingen te rijden. De eerste tweehonderd kilometer wind tegen. Om ‘m daarna schuin in de rug te hebben.

Om 04.00 uur rijden we na een korte nacht weg in Delfzijl. Het is nog donker, het regent een beetje. Over de grote baan naar het westen. Met achter ons de ploegleiderswagen van Roompot met de alarmlichten. Ik moet denken aan ‘Riders On The Storm’ van The Doors terwijl ik mijn eerste bidonnetje achterover tik. Vorig jaar te weinig gedronken, dat gaat me niet nog een keer gebeuren.

Na een uur worden we ingehaald door een een politiewagen met zijn zwaailichten aan. Oh oh, denken de meesten van ons. Dit kan wel eens een vervelend gesprek gaan worden. Gelukkig heeft de politie-agent een andere prioriteit want op hoge snelheid rijdt hij door.

De sfeer zit er ondertussen goed in. Johnny zorgt voor het broodnodige vertier op de fiets en er wordt veel gelachen, gegeten en gedronken. Vlak voor het Lauwersmeer nemen we een verkeerde afslag. Met de gedachte dat het wel goed komt, belanden we tijdens de tweede editie van onze Longest Day op een ieniemienie fietspad over een militair terrein. Hilariteit alom.

Ineens is daar Moddergat, Friesland. Aan mooie plaatsnamen zeker geen gebrek vandaag. Over schuine dijken, tussen de schapen door en af en toe over een hek. Inmiddels begrijp ik waarom deze paadjes niet op Google Maps te zien waren. Niemand die het vervelend vindt, we zijn met z’n dertienen op de fiets gestapt om een avontuur aan te gaan. Dan hoort dit er ook bij. Onze gemiddelde snelheid zakt wel tot onder de dertig kilometer per uur. Maar ach, zo hebben we langer om van deze dag te genieten, toch? Want daar draait het vandaag om.

Na het kleine oponthoud bij Holwerd, laten we het daar niet meer over hebben, is daar ineens Harlingen. Tijd voor koffie en taart om vervolgens aan het Monster van een Afsluitdijk te beginnen. Daar komt 35 kilometer lang de wind overal vandaan, behalve van achteren. Iedereen ziet af als een beest, het is erg moeilijk om het wiel te houden. We proberen een waaier op te zetten, maar na een minuut of tien is-ie aan flarden. Dertien renners rijden verspreid over honderd meter over de langste dijk van Nederland. We zijn een slagveld op wielen. Smeets had met een luide stem ‘hier kan je zo de tune van MASH onder monteren’ geroepen. Vond ik altijd erg als-ie dat zei (deed-ie namelijk nogal vaak), maar nu moet ik erom lachen als ik eraan denk.

Terwijl iedereen vecht voor wat-ie waard is, is het tegelijkertijd ook een prachtig gezicht. Iedereen in hetzelfde prachtige wielertenue (grote, grote dank aan 36 Cycling!) en met dezelfde helm op (POC, geweldig, jullie fijne Octal heeft er voor gezorgd dat ik door kon rijden en wij ons bovendien bien soigné door Nederland konden verplaatsen) vechtend tegen de verschrikkelijke noordwester.

Gelukkig naderen we Callantsoog. Met een uur achter op het ideale schema storten we ons als uitgehongerde buffels op de door de vrouw van Herman bereide pasta en worstjes. Om vervolgens nog even kilo’s winegums en Twixen weg te werken. Niet echt wielervoer (échte reepjes, poeders en gelletjes zitten dankzij MIR Sportmarketing al in onze achterzakken) maar ach, wat geeft het. Iedereen geniet van het moment maar heeft ook enige vrees voor de 250 kilometer die dan op het programma staan.

Omdat we vanaf nu grotendeels naar het zuiden rijden, hebben we de wind schuin van achteren. De druk kan dus iets van de pedalen. Al zorgen de honderden duinen en duizenden bochtjes ervoor dat van bijkomen niet echt sprake is. De omgeving maakt veel goed, dit gedeelte van Nederland is (ook) prachtig om doorheen te fietsen.

Via het pontje bij IJmuiden komen we in Noordwijk voor een klein appeltaartje. De teller heeft dan nog niet de 300 gepasseerd. Met de ervaring van vorig jaar in ons achterhoofd, weten we dat het vanaf nu zwaar gaat worden. De kilometers beginnen te tellen. Ploegleiders Pascal Clement en Han Kock houden de moed erin en blijven goed voor ons zorgen. Zonder hun hulp en ondersteuning was deze dag niet mogelijk geweest. Het is bijzonder fijn dat als je ergens aankomt voor een kleine stop je direct een warme tosti in je handen krijgt gedrukt. Jongens, jullie zijn helden.

Na Noordwijk volgen Den Haag en Monster. Op en af door de duinen. Ik heb het hier mega-zwaar, telkens op en af, telkens keren draaien, telkens weer aanzetten. We bereiken Hoek van Holland. Twaalf kilometer met de wind vol in de rug naar Maassluis. Ik zit steenkapot, maar dit zijn twaalf heerlijke kilometers. Vanaf nu nog honderd kilometer naar de finish in Vlissingen. Een mentaal fijne grens, maar makkelijk gaat het absoluut niet worden.

Gelukkig komen de goede benen enigszins terug. Maar dat kan ook komen omdat ik onwijs veel zin heb in een koude IPA en een grote schaal bitterballen. Op de Oosterscheldekering, als de zon bijna onder is en Vlissingen binnen handbereik, is de moraal bij iedereen helemaal terug. We hebben het weer gedaan met z’n allen, we zijn er bijna. We maken nog even een boel foto’s en filmpjes van elkaar – wielrennen blijft een modeshow – en langs het kanaal tussen Middelburg en Vlissingen wordt er nog een keer volle bak doorgereden. Waarom we dat doen, weet niemand.

Feit is dat we om precies 23.00 uur arriveren. Vijftien uur in het zadel, met een gemiddelde van net geen 30 kilometer per uur. Iedereen doet met veel plezier zijn verhaal voor de microfoon van Han Kock om niet lang daarna in café de Concurrent de etappe tot in detail nóg beter na te bespreken.

Een ontzettend fijne dag, met veertien hele fijne vrienden. En zo resoluut als ik vorig jaar schreef “dit doe ik nooit meer”, zo resoluut schrijf ik nu “ik kan niet wachten op de editie van 2019”.

Sterven in Zoeterwoude tijdens inspanningstest

In de Tour van 2010 kocht ik in Frankrijk een Garmin. Ik had het stomme idee opgevat om vanuit Parijs naar huis te fietsen. En het leek me route-technisch wel zo handig om met dat ding op mijn stuur naar huis te rijden. Dat ik uiteindelijk na 140 kilometer met windkracht 5 in mijn snufferd te hebben gereden piepedood bij een collega in de auto stapte, is voor dit verhaal slechts een bijzaak. Sinds die zomer was ik de trotste eigenaar van een Garmin en raakte ik compleet verslaafd aan wielergetalletjes.

Ongeveer een dik jaar later ontdekte ik Strava en was ik vervolgens uren bezig mijn ritjes vanuit het Strava-loze tijdperk te uploaden naar dit nieuwe platform. In zelfgemaakte excelbestanden hield ik ook nog een schaduwdagboekje met mijn kilometers bij. Waarom weet niemand. Bijna drie jaar geleden was daar ineens Zwift, met op mijn Kickr een heuse wattage-meter: nog meer getallen. Hoera! Om vervolgens via het vermaledijde Eddington-getal bij de Explorer Stats uit te komen. Je zou bijna gaan denken dat ik fiets voor de getalletjes, maar dat is nog net niet het geval.

O zo vreemd is het eigenlijk dat ik in die acht jaar van wielergetallenfetisjisme nooit een echte inspanningstest heb gedaan. Zo’n test waar je je helemaal kapot moet rijden om al nahijgend met een vijf pagina’s tellend document vol met getalletjes weer huiswaarts te kunnen keren.

Afgelopen vrijdag was het zover. Samen met vriend H. onderweg naar Zoeterwoude,  naar het huis van Adrie van Diemen. Bij wielerploeg Garmin was hij vroeger in dienst als inspanningsfysioloog en daar verantwoordelijk voor trainingen, begeleiding en testen van diverse profs. Ik kwam hem bij de koers regelmatig tegen en we hebben al die tijd een beetje contact gehouden. Toen ik eenmaal had besloten een test te willen gaan doen, moest Adrie maar degene zijn die die zou afnemen. Dat bij het afspraak maken bleek dat hijzelf op vakantie was en zijn collega Camiel Dénis de proeve van bekwaamheid zou afnemen, mocht de pret niet drukken. Die test (en de getallen) moest gedaan worden.

H. gaat als eerste. Daarmee is voor mij de eerste slag geslagen. H. kan immers net wat harder trappen dan ik en daardoor heb ik tijdens mijn test een richtpunt. Wetenschappelijk misschien niet allemaal je-van-het, maar ach. Met een weerstand van 150 watt, eitje, wordt het martelwerktuig (lees: de fiets) in gang gezet. Na een goede warming-up gaat de weerstand elke vijf minuten met 25 watt omhoog. Op dat moment wordt er ook bloed geprikt zodat mijn lactaat-gehalte gemeten kan worden. Dat getal verraadt wanneer de verzuring intreedt. Als je daarnaast ook nog eens de hartslag in de gaten houdt, kan je vervolgens vrij nauwkeurig bepalen waar de diverse hartslagzones liggen. En die zijn weer handig, zo niet onmisbaar, om beter en nuttiger te trainen.

Na dik drie kwartier zit de test van H. erop. Ik heb hem nog nooit zo zien afzien. Alhoewel, bij The Longest Day zat hij er na 450 kilometer ook niet echt meer okselfris bij. Hij is tijdens deze test helemaal tot het gaatje gegaan. En het duurt ook even voor hij weer bij zinnen is. Tijdens zijn test heb ik me voor de zoveelste keer weer verbaasd over zijn power en maximale hartslag. Die ligt ongeveer veertig slagen per minuut lager dan die van mij. Als wij samen een rondje over de Heuvelrug rijden is mijn gemiddelde hartslag eigenlijk altijd hoger dan zijn maximale hartslag. Volgens Camiel zegt dat weinig tot niks en heeft het in ieder geval niet met beter zijn dan de ander te maken. Iets dat later (een beetje) bevestigd zal worden.

Dan is het mijn beurt. Met een gezonde wedstrijdspanning klik ik mijn voeten in de pedalen en begin rustig met trappen. Van de uren die ik op Zwift heb doorgebracht weet ik dat mijn lievelingscadans tussen de 95 en 100 ligt. Dat beentempo probeer ik ook hier aan te houden. Van 150 gaan we naar 175 watt. Makkie. We gaan naar 200 en gelukkig voelt deze 200 watt net zoals de 200 watt thuis. Ondertussen ben ik al drie keer geprikt en met een papiertje om mijn linker wijsvinger begin ik aan het blok van 225. De eerste zweetdruppeltjes beginnen te komen, maar ook dit is nog prima vol te houden.

250 watt. Mijn hartslag zit inmiddels op de 168. Ik baal een beetje. Want voor mijn gevoel begin ik mijn omslagpunt te naderen. ‘Kom op Hendriks’, zeg ik tegen mijzelf. ‘Er zit toch nog wel wat meer in de tank?’.

Van 275 watt, gaan we door naar 300. Langzamerhand begin ik een beetje te lijken op Fernando Escartin in zijn goede dagen. Als een mijnwerker, stoempend, harkend en alles gevend haal ik de 325. Het tellertje voor mijn neus, waar mijn hartslag en de tijd op te zien is, draai ik om. Ik word moe van die getallen en de minuten lijken voorbij te kruipen. ‘Nog twee minuten’ roept Camiel. ‘Dan beginnen we aan het blok van 350 watt’. Het zuur zit al tot achter mijn oren maar ik haal de 350. Met alles wat ik heb trap ik nog veertig seconden door en dan ineens gaat het licht uit. Ik kan niet meer. Hijgend als een bronstige neushoorn zit ik op het zadel. H. maakt foto’s. De meeste daarvan zijn zo ontzettend lelijk dat ze deze site nooit zullen halen.

Na een klein minuutje kan ik weer praten en heb ik er de balen van dat ik niet langer door heb getrapt. Voor mijn gevoel had ik nog iets meer uit de tank kunnen halen. Maar als ik iets rationeler denk, moet ik toch toegeven dat er niet meer in zat: 328 watt. Omgerekend naar watt/kilo is dat 3,59. Het vermogen bij mijn omslagpunt ligt (logischerwijs) iets lager: 3,02 W/kg. Op een staatje zie ik dat de profs meer dan 6 W/kg trappen. Meer dan twee keer zo veel. Wow.

Na een douche en bij een kop koffie bespreken H. en ik onze resultaten met Camiel. Hij is best tevreden over de resultaten en vindt ons voor huis-tuin-en-keuken-wielrenners bovengemiddeld. Mijn omslagpunt ligt op 175 slagen per minuut. En als ik het meeste vet wil verbranden zonder in de verzuring te trappen moet ik in de rondte gaan rijden met een hartslag van 164. Dat getal ga ik de komende tijd niet vergeten. Want uit de test blijkt dat het aantal kilo’s nog wel iets naar beneden kan worden bijgesteld: 91,5 moet idealiter plaatsmaken voor 87,5. Bergop zou ik dat direct moeten gaan merken.

‘Gelukkig’ blijkt uit deze test dat er geen prof aan mij verloren is gegaan. En dat is zeker geen verrassing. Illusies om ooit meer met wielrennen te gaan doen dan met vrienden gezellig (en hard) over de Heuvelrug te rijden en daarna bier te gaan drinken had ik toch al niet. Wielrennen is een ontzettende fijne sport om te beoefenen en dat zal ik na deze inspanningstest zeker blijven doen. Met een paar goede adviezen en een heleboel nieuwe wielergetalletjes verlaat ik Zoeterwoude met een grote glimlach. Het zonnetje schijnt. Misschien straks nog even lekker een rondje door de polder op mijn stalen De Rosa. Hartslag strak op 164. En geen slag hoger.

Mountainbiken in Marokko; bucketlistmateriaal

Dat het zo onwijs gaaf zou zijn, dat had ik van tevoren niet gedacht. Vijf dagen mountainbiken door het Marokkaanse Atlasgebergte is een fietsvakantie geworden om nooit te vergeten. Met veertien vrienden in hitte, over onverharde wegen en door prachtige landschappen. Ik had het voor geen goud willen missen.

Elk jaar in de eerste week van september wordt er ‘De Hel’ georganiseerd. Wat in 1993 begon – ondergetekende was toen tien en had geen idee – is inmiddels uitgegroeid tot een heuse traditie: een kleine week weg met goede vrienden, racefietsen mee, overdag lekker karren, uitgebreid lunchen, ’s avonds weer goed eten, drankje erbij natuurlijk. En dat allemaal in en rondom een groot gehuurd landhuis.

Zo verbleven we de afgelopen jaren onder andere in Yorkshire, Girona, Toscane en de Dolomieten. Uitstekende locaties, meer dan prima. Maar de organisatie (ondergetekende incluis) van 2017 sloeg even een andere weg in. Geen luxe zoals hierboven beschreven, maar toch werd ‘De Hel’ van dit jaar er eentje als een sprookje uit 1001 nacht.

De reis begint op zondag 3 september en is vanuit Nederland grotendeels geregeld door TransAtlas Bike. Wijzelf bleken niet in staat om lokaal gidsen, hotels, huurfietsen en ga zo maar door te regelen. Steven, de eigenaar van TransAtlas, had die kennis wel en heeft voor ons een meer dan perfecte week afgeleverd. Onze dank aan hem is oneindig.

Aangekomen op het vliegveld van Marrakech staat een taxibusje ons keurig op te wachten en brengt ons naar het hotel. Onderweg nog even pinnen (want dat is de komende dagen niet meer mogelijk) en naar bed. Morgen vroeg weg voor een transfer van twee uurtjes. Weg uit de bewoonde wereld, richting onze gidsen en onze fietsen voor de komende vijf dagen.

En ja hoor, verrek. Daar staan ze ineens: vijftien mountainbikes omringd door Saïd – onze gids voor de komende dagen – en zijn vijf assistenten. Iedereen kleedt zich om, vult zijn CamelBak en rijdt een testrondje. Een uurtje later zit iedereen op de fiets en rijden we weg. Het grote avontuur tegemoet. Weg van alle luxe waar we de voorgaande edities in hebben geleefd.

We rijden gemiddeld 75 kilometer per dag. Met een gemiddelde van tussen de 11 en 14 kilometer per uur. Harder gaat het op de onverharde wegen (of moet ik zeggen ‘wegen’) van Marokko eigenlijk niet. Sommige klimmen zijn lang, steil en zwaar en de afdalingen zijn door losliggende stenen en zand te link om vol naar beneden te rijden. Maar niet hard kunnen rijden is deze week helemaal niet erg. Het landschap is prachtig en elk uur totaal anders. Waar de handen met dit gezelschap vaak onderin de beugel verblijven, zijn ze nu drukker met het maken van foto’s.

Op een gegeven moment dirigeert Saïd ons van de weg af. Het is tijd om te lunchen. Maar niemand heeft onderweg een restaurant gezien. En dat gaan we hier, onder deze paar bomen, ook niet vinden. Of toch wel? Inderdaad. Onze crew heeft een perfecte lunchplaats gemaakt. We nemen plaats op kussens, aan lage tafeltjes en krijgen wat te drinken. Even later staat er een perfecte pastamaaltijd voor onze neus. Daarna volgt vers fruit. We zijn verbaasd, we genieten, we lachen en hebben het fijn.

Het tweede deel van de rit is zwaar. Het is meer dan heet en de weg loopt lang en flink omhoog. Af en toe rust er iemand uit in de zeldzame schaduw of wordt er een bidon in de nek gegooid. Saïd volgt ons met zijn Landrover. De anderen zijn doorgereden naar onze gite voor vanavond.

Het is wennen. De eerste dag off road en in de warmte. Toch haalt iedereen de finish van de eerste dag. In Toufghine krijgen we een glaasje whiskey berber. Alchohol? In Marokko? Het betreft een grap die we de komende dagen nog vaak zullen gaan horen: whiskey berber blijkt een kopje muntthee.

Slapen gaat op matrasjes, knus naast elkaar en onder onze zelf meegebrachte slaapzakken. De wielerkleding hangt buiten te drogen aan het huis van de buurman. Saïd en zijn mannen slapen naast de fietsen en op de auto. De maan schijnt fel. Het is fijn in Marokko.

De tweede etappe begint spectaculair! Het water staat laag genoeg en dus kunnen we door de rivierbedding mountainbiken. Over grote keien en door stromende beekjes. Het water staat soms hoger dan de assen, voeten zijn kletsnat, maar niemand die klaagt. Het is hier prachtig rijden, het is een totaal andere wereld en we hebben het onwijs naar ons zin.

Onderweg passeren we kleine dorpjes waar mensen gelukkig, maar toch ook primitief leven. Jochies van tussen de drie en acht jaar willen ons allemaal een highfive geven als ze ons zien. Ze lachen, springen (één keer gooit er iemand een steen) en vragen om balpennen en snoepjes. Het is aan de ene kant mooi om te zien dat die kinderen zo gelukkig worden van een paar passerende MTB’ers. Aan de andere kant is er bij mij enig schuldgevoel. Wij in Nederland zo veel, en zij hier zo weinig…

Het laatste stuk gaat over asfalt en is vol wind tegen. Ik heb mijn slechtste moment van de week en kom als laatste aan. Midden in de woestijn, vlak bij Toundoute is ons verblijf. We worden door de eigenaar hartelijk welkom geheten. Whiskey berber? Iedereen knikt.

De drie dagen die volgen zijn elke keer anders. De kleuren van de bergen veranderen van rood via groen naar zwart. Het is adembenemend om te zien en verdraaide lastig te vangen op een foto. Onze meefietsende gidsen, Youssef en Mustafa, kennen de streek als hun broekzak. Ze gidsen ons door moeilijk begaanbare gebieden, maken een praatje in prima Frans en hebben lol in hun werk. Over waarom ze mouwstukken dragen in deze temperatuur stelt niemand een vraag.

De plekken waar we overnachten voldoen waar ze aan moeten doen: een bed, een douche en een stopcontact om de Garmin op te laden. Meer is er vaak niet en dat is ook helemaal niet nodig. Maar áls je dan vraagt om een cola, stapt de eigenaar net zo makkelijk op de fiets om dat voor je te gaan halen. De mensen die we ontmoeten zijn meer dan vriendelijk.

Op donderdag rijden we onze wedstrijd op de flanken van de Tizi-n-Tazzazert. Twintig kilometer lang onverhard omhoog, met af en toe een stukkie naar beneden. Ik rijd uit het vertrek – naar goed gebruik – als een malle weg. Na drie kilometer word ik ingehaald door de grote meneren. En zit de winst er deze editie ook weer niet in. Goh! Op de finish rijdt winnaar J. kilometers door naar beneden: parcourskennis van lik-me-vestje. H. leeft een klein uur in de veronderstelling dat zijn naam in de beker zal worden vereeuwigd. De jury beslist anders.

Na een nacht in een tent in the middle of nowhere rijden we op vrijdag de laatste 25 kilometer over een mooie weg naar N’Kob. We geven vol gas, er verschijnen mooie stofwolken achter ons. Bij een tankstation nemen we afscheid van onze zes begeleiders. Zij hebben deze trip tot een groot succes gemaakt. We frissen ons even snel op, drinken een cola en stappen in een taxibusje dat ons in zeven uur terug naar Marrakech brengt. Terug naar de bewoonde wereld.

’s Avonds slenteren we over het beroemde Djema el Fna, een groot plein in het hart van Marrakech, in de medina. We ruziën met taxichauffeurs over de ritprijs en belanden per ongeluk in een toeristentent met buikdanseressen. De ober vraagt ‘Holland? You want Heineken?’ We kijken elkaar met een schuin oog aan en knikken. Ze smaken prima.


Vijf dagen mountainbiken (zondag 16:30 vertrek, zaterdag 15:00 terug op Schiphol) in Marokko kost inclusief alles (eten, drinken, Nederlandse reisorganisatie, lokale gidsen, vliegtickets, fooien, fietshuur, uit eten in Marrakech) ongeveer 950 euro. In september is het nog rond de 30-35 graden Celsius. Af en toe uitschieter naar de 40.

Pas op, verslavend (2): de explorer stats

Een paar maanden geleden schreef ik over het getal dat onwijs verslavend werkt: het Eddington-getal. Sinds een paar weken is daar een nieuwe verslaving bijgekomen: de explorer stats. Het duurde eventjes om deze nieuwe fietshobby door te krijgen, maar het resultaat mag er zijn.

Mijn overzicht op veloviewer
Heel kort samengevat: de explorer stats zijn diverse getallen die aangeven in hoeverre je op avontuur gaat. Het ontdekken van gebieden op de fiets waar je nog niet geweest bent, wordt (digitaal) beloond. En ja, dat werkt dus zeer verslavend.

Laten we beginnen bij het begin. Allereerst is een Strava-account vereist. De data moet immers ergens vandaan komen. Ten tweede is een account bij veloviewer een must. Die site, een walhalla voor fietsdata, genereert een boel fijne kaartjes en komt met allerlei explorer stats op de proppen.

Rood, wit en blauw
Hierboven zie je een kaartje met rode, blauwe en witte vakjes. In de witte vakjes ben ik nog nooit geweest met mijn racefiets (597 ritjes sinds het najaar van 2010). In de rode vakjes ben ik wél geweest op de fiets. De blauwe vakjes betekenen dat ik daar a) geweest ben met de fiets en b) dat ik ook in de vakjes die er links, rechts en onder en boven aan grenzen heb gereden.

In totaal ben ik in 5058 verschillende vakjes geweest. Het rijden van een standaard trainingsrondjes, over bekende weggetjes, zal dit getal dus niet meer doen vergroten. Een rondje rijden op vakantie, zoals afgelopen weken op Kos, doet dat wel. Gemiddeld heb ik per vakje 6,326 kilometer gereden.

Dan komen we bij wat veloviewer het maximum square noemt, het grootste vierkant. Ik heb een vierkant van 11 bij 11. Dat houdt in dat er een vierkant van 11 bij 11 vakjes op de kaart is, waarin ik in alle vakjes heb gefietst. Op de kaart zie je dat er drie dikke blauwe lijnen zijn: er zijn dus drie vierkanten van 11 bij 11 te vinden waar ik minimaal alles rood heb. Eigenlijk is mijn maximale vierkant dus 13 bij 11, maar hey, dat is geen vierkant, dat is een rechthoek.

Grootste vierkant
Zoals je ziet, kan ik mijn maximum square relatief makkelijk vergroten door door die paar witte vakjes te fietsen. Dan moet ik door twee witte vakjes naast van mijn meest noordelijke grootste vierkant rijden. Die ene tussen Utrecht en Hilversum en die andere ten zuidoosten van Nieuwegein. Maar nog makkelijker rijd ik door dat ene witte blokje net onder Amersfoort. Vanuit mijn huis in Soest ben ik binnen het uur weer thuis.

Hier in Nederland is het, met overal fietspaden, niet heel moeilijk om je vierkant te vergroten. In het buitenland zijn er sporters die er meer moeite mee hebben, getuige een bericht op het blog van veloviewer:

“I’ve had to carry my bike through swamps, hike shorelines at low tide, kayak across estuaries, not to mention skiing and hiking otherwise inaccessible areas. I’ve attempted to enter military installations, only to be turned away at gunpoint! Currently hoping for a cold winter so I can ride across a frozen lake on my studded fatbike…”
Dan heb je als laatste het maximum explorer cluster. Dat is het grootste gebied van aaneengesloten blauwe vakjes. In mijn geval 370. De basis van dat gebied ligt zoals je ziet op de Utrechtse Heuvelrug. Daar waar mijn racefietsen zich het liefst laten zien.

Plugin voor Strava
Natuurlijk is het leuk om zelf op ontdekkingsreis te gaan en uit je hoofd te proberen in witte vakjes te gaan rijden. Maar ik heb een drukke baan en drie kids en dus is tijd zeldzaam. Gelukkig is er een veloviewer-extensie voor Google Chrome, die je in route builder van Strava perfect laat zien waar je nog niet geweest bent. Zelf even een paar lijntjes trekken en voila. Een rondje door witte vakjes is binnen een minuut gemaakt. En dus staat komende week dit rondje op het programma.

Witte vakjes rijden deze week!
Je ziet: af en toe even even een vakje in en uit en soms zal ik slechts voor een paar meter in een vakje zijn. Maar hey, you win some, you lose some. Mazzeltje: de Loosdrechtse Plassen zijn gelukkig niet zo groot dat ik sommige vakjes al zwemmend of schaatsend aan zal moeten doen.

Als je tot hier bent gekomen met lezen: chapeau, complimenten, bedankt. En heel veel sterkte de komende tijd. En als je net zo ver bent gekomen als Nils uit België, met zijn 71 bij 71 wereldrecordhouder, dan hoor ik het graag.

Alle provincies op één dag. Waanzinnig avontuur.

Het moet ergens in oktober 2016 geweest zijn. Goede vriend Herman had op de redactie ineens een ritje op Strava in elkaar geflanst: The Longest Day. Op vernuftige wijze had ie alle 12 Nederlandse provincies aan elkaar weten te knopen. De gevolgen van die paar muisklikken waren toen nog niet echt te overzien…

De voorbereiding had nog best wat voeten in de aarde. Want wat doe je als de wind de hele dag uit het noord-oosten komt en Bergen op Zoom (want dat was in eerste instantie het plan) is de vertrekplaats? Begripvolle hotels bleken na enige uitleg een uitkomst: tot vier dagen van tevoren kon er kosteloos worden geannuleerd. Tel daar privé-weerman Gerrit Hiemstra die de perfecte weersverwachting afleverde bij op en voila, daar kon het dus in ieder geval niet meer aan liggen.

En zo werd het dus ineens 21 juni. Voor dertien renners (Aart, Aart-Kees, Frank, Herman, Jasper, Johnny, Lieuwe, Martijn, Nick, Pepijn, Sjoerd, Tijl en Tim) letterlijk en figuurlijk The Longest Day. Inmiddels waren er in Han en Pascal ook nog twee ploegleiders gevonden die in niets minder dan een Maserati Ghibli de gehele dag achter ons aan hebben gereden. Waarvoor oneindig veel dank. Zonder hun hulp – bijvullen van bidons, regelen van restaurants en veel morele steun – was deze dag niet mogelijk geweest.

Vertrek bij Spaak
Om 04:00u had Spaak de deuren voor ons geopend voor een heus rennersontbijt. Een half uur later klonk in de vorm van veel Garmin-piepjes het startschot. Geen kip op de weg en dus lekker over de grote baan, af en toe een fietspad negerend, richting het pontje in Genemuiden, de eerste plek waren we even de druk van de pedalen zouden halen. Onderweg door Groningen, Drenthe en Friesland doorkruisten we de mooiste landschappen. Vooral de grindweggetjes in het Drents Friese Wold, zijn van een absolute schoonheid. Ook bij 6 (!) graden Celsius.

Schelpenpaadjes in Drenthe
Ondertussen vonden de reepjes, gelletjes en bidons van Aart gretig aftrek. Al gauw was daar Kampen en via de schoolgaande scholieren reden we Flevoland binnen. Zestig kilometer rechtdoor. Heerlijk. Iedereen deed zijn beurt op kop. En met een gemiddelde van veertig per uur koersten we richting Soest (180 km), waar er kilo’s pasta, pannenkoek, koffie en cola op ons stonden te wachten (my god, wat is mijn Lon een schat).

Niet iedereen kende elkaar. En dus viel er onderweg veel te praten over wie, wat, waar en waarom. Via het voor mij bekende terrein van de Utrechtse Heuvelrug kwamen we op het stuk van het parcours waar velen van ons nogal huiverig voor waren: de dijken met tegenwind richting Nijmegen (260 km). Johnny zette echter even keurig een waaiertje op, iedereen draaide zijn dienstje op kop en al gauw was het enige stuk in zuid-oostelijke richting passé.

Nijmegen zelf was een veldslag – ook wegens twee keer verkeerd afslaan – maar kreetje, er staan daar o-ver-al stoplichten. Wonder boven wonder zijn we in Nijmegen al stilstaande niet gesmolten en na een gek bos was daar ineens Limburg. Om na driehonderd meter direct weer terug te keren naar Gelderland. Belangrijkste: het vinkje bij de negende provincie was gezet. Alleen nog Brabant, Zuid-Holland en Zeeland. Eitje.

Brabant bleek een uitputtingsslag. Tussen kilometer 330 en 370 werd er in ons pelotonnetje weinig meer gesproken. Veel draaien en keren. Elke keer aanzetten na een bocht voelde inmiddels als een eindsprint. En de wegen met klinkers waren op dat moment ronduit kut.

In Zevenbergen (370 km) hadden we de derde en laatste tussenstop van de dag. Han en Pascal hadden een tentje genaamd Legends (!) gevonden dat voor ons op verzoek kippensoep (vraag me niet waarom ik daar drie uur eerder nog zin in had) had gemaakt. Het waren vier heerlijke hapjes, meer ging er niet meer in. De airco, binnen in een gek hoekje, was op dat moment mijn grootste vriend. Buiten lagen er renners uitgestald op tafels of hingen ze half slapend in hun stoel.

Handig, zo’n tafel
Er ontstond een kleine discussie (2,3 seconden) over wat we zouden gaan doen: er was namelijk een kleine escape. Twee keer een brug over om zo Zuid-Holland en Zeeland aan te tikken. 35 kilometer minder dan het plan. Op papier zou ook dat missie geslaagd betekenen. Maar daar was Johnny het niet mee eens. “Niks ervan, we doen de deftige route!” En daar was iedereen het eigenlijk meteen mee eens. Nu afmaken ook. En dus richting Goeree-Overflakkee. Zuid-Holland hallo! Onderweg bij een carpoolplaats nog een keer een bidon van Pascal en Han (had ik al gezegd dat zij geweldig zijn?) in onze nekken en door.

En toen, ineens, ineens, ineens, stond daar een wit groenig bordje: Zeeland. Iedereen begon te juichen op de fiets. High fives werden uitgedeeld. Opluchting was bij velen van het gezicht af te lezen. Dat de temperatuur inmiddels gezakt was van 33 naar 25 graden, droeg ook flink bij aan de feestvreugde op de Philipsdam.

Zeelandselfie
Finishplaats Bergen op Zoom (445 km, 21.30u) was inmiddels op onze komst voorbereid. Een extra vat bier was koud gezet en de frituur opgewarmd. Ik at op dat terras mijn lekkerste frikadelletje ooit, zag Herman zittend tegen een prullenbak verkleuren van groen naar normaal, hoorde Lieuwe bellen in het Fries (hjir binne wy), constateerde dat Tim er hetzelfde uitzag als vanochtend, trachtte Nicky zijn laatste sapjes te ontdooien en maakte de vrouw van Johnny onze groepsfoto.

Iedereen helemaal stuk, maar dolgelukkig. De maanden voorpret, de zenuwen de dagen er vlak voor, The Longest Day zelf en de napret die inmiddels al een uur of twintig duurt.

Nooit stap ik meer voor zo’n tocht op de fiets. 21 juni 2017 is voor mij – en ja, ik geef toe, ik ben nog wat emotioneel van de moeheid – een heel bijzondere dag geworden. Met veertien kerels op stap, zo’n avontuur beleven. Zo gigantisch afzien, maar ondertussen zo veel genieten, hard lachen, goed praten en elkaar steunen als het nodig is. Ik ben een gelukkig man. Dank vrienden.

Dank vrienden!
En oh ja, als het gevoel in mijn twee grote tenen weer terug is, meld ik me weer.

Een dagje in De Hel. Schitterend.

Het is pas de tweede strook van de dag. Op de teller staat een kilometer of 55. De benen zijn nog onwijs fris en de geest is nog zo helder als wat. Toch geloof ik mijn eigen zintuigen niet als ik honderd meter onderweg ben in het Bos van Wallers. Het kan niet zo zijn dat wat ik nu meemaak echt waar is. Ik zie stenen schots en scheef liggen, mijn stuur geselt mijn handen en mijn wielen maken een teringherrie.

Het Bos van Wallers. De Hel.
We zijn inmiddels 300 meter onderweg in het Bos. Ik roep ‘wat gaaf!’ naar fietsvriend Marcel. Rechts schiet over het schelpenpaadje Nick voorbij. ‘Af!’, schreeuw ik. Wat ik dan nog niet weet is dat ik een strook of vijf later ook dolgelukkig ga zijn met ‘het kantje’, waar je eventjes niet over de kasseien hoeft te rijden.

Diezelfde Marcel haalt mij en vijf andere vrienden een paar weken geleden over om Parijs – Roubaix te gaan rijden. Niet de ‘echte’ versie, dat is vervoerstechnisch nogal onhandig. Maar een eigen uitgezette versie. Parkeren om de hoek bij de wielerbaan, fietsen uit de auto, 50 kilometer naar het zuiden en vanaf daar de laatste 102 kilometer van het parcours rijden. In totaal 20 kasseistroken, 33 kilometer hel.

Wat ik dan nog niet weet, is dat deze kasseistroken in Noord-Frankijk in geen enkel opzicht te vergelijken zijn met die in Vlaanderen. Of ik moet een slecht geheugen hebben, dat kan ook. Maar ik kan mij niet herinneren dat toen ik een paar jaar geleden voor het laatst over het parcours van de Ronde van Vlaanderen reed, ik zo veel heb afgezien. Terwijl ik nu toch echt fitter ben dan in mijn studententijd.

Nee. Mijn carbonnen De Rosa gaat no way mee naar Roubaix. Daarvoor houd ik simpelweg te veel van deze fiets. Mijn stalen dan? Die moet toch wel tegen een stootje kunnen. Nee, dat ding is net he-le-maal opnieuw gespoten en opgebouwd. Dat gaat huilen worden als daar ook maar een krasje op komt. Mijn crosser! Die kan wel tegen een stootje. Als ik op mijn oude 36-spaaks wielen nou eens even wat brede bandjes leg, dan moet het goed komen toch?

De hellefiets.
Maar hoe breed moeten die banden dan zijn? En hoeveel bar moet ik in die dingen pompen om mijn 90 kilo over die kasseien te krijgen? Gelukkig bieden Twitter en Maarten Tjallingii (inmiddels een soort van collega) uitkomst. Het worden Vittoria 28 mm met 5,4 bar. Na twee keer lek (1 x eigen schuld en 1 x pech) zal ik uiteindelijk toch met iets hogere bandenspanning gaan rijden. Better safe than sorry.

Om 10:30 uur fietsen we weg. We rijden langzaam naar het zuiden, op weg naar de eerste strook van de dag. Ik kan niet wachten tot het zover is. Meer dan een keer trekt Marcel aan mijn arm dat ik rustiger moet rijden. “Straks mag je los, nu nog even niet.” We rijden Haveluy in. Aan het einde van de straat beginnen de kasseien. De eerste echte secteur pavée van mijn leven. Ik draai me om, sla voor de grap een kruisje, roep iets van jieeeeehaaaa, schakel op en begin te raggen over de kasseien.

Ik denk aan alle tips die ik de afgelopen jaren heb gehoord en gelezen: midden over de strook rijden en keihard blijven trappen. Op die manier spring je van steen naar steen in plaats van tegen elke steen aan te rijden. Als eerste rijd ik weer het asfalt op. Dat zal meteen de laatste keer zijn: gedurende de negentien stroken die volgen, word ik slechter en mijn vrienden beter.

Ja, ik (links) moet naar de kapper. Maar dit is het Bos.

De route hebben we gemaakt op Strava, waar anders. De finale van Parijs – Roubaix gewoon digitaal overgetekend van Quinziato en Greipel. De weg naar het punt waar we het parcours opdraaien zelf even uitgeplozen. Appeltje eitje. Voor mijn vrienden maak ik – net als in het echt – een papiertje met daarop alle stroken van de dag. Een mooie dag begint immers al met de voorpret.

Na tien stroken is mijn respect voor alle profs tot een maximum gestegen. Ik denk strook na strook: mijn hemel, bizar. Dat die gasten hier zo hard overheen rijden. En dan ook nog met een aanloop van 150 kilometer. Ja, ze zijn dan wel prof. Maar wat wij doen – na elke strook nog op elkaar wachten en tussen de stroken door lekker kletsen – is nog minder dan peanuts vergeleken met wat die gasten doen.

Voorpret-deluxe!
Mijn handen zijn inmiddels naar de klote. Na elke strook wordt het moeilijker om de vingers weer te strekken. Het voelt als zware reuma. “Handjes rustig op het stuur laten liggen”, roept Tjallingii nog, vlak voor hij de studio van het Girojournaal induikt. “Veel plezier!” Voor het eerst sinds jaren heb ik weer handschoentjes aan. Ik heb niet het idee dat ze helpen. Op de terugweg in de auto – godzijdank hoef ik niet te rijden – heb ik moeite met het vasthouden van mijn telefoon.

Is het rijden van Parijs – Roubaix iets wat je als wielertoerist een keertje gedaan moet hebben? Absoluut. Het is echt blits. Je weet niet wat er gebeurt op die stroken. Het is een ervaring die ik nog niet eerder had meegemaakt. Is het leuk? Nou eigenlijk niet. Want het doet takkeveel zeer. Niet eens in de benen, die zijn wel in vorm. Maar met name in de handen. Als ik nu, vijf dagen later, op bepaalde plekken op mijn handen en vingers druk, zijn er nog pijnlijke plekken. Maar ben je gelukkig als je na (in dit geval) 150 kilometer afsprint op de wielerbaan? Onwijs. Wat is dit gaaf om te rijden.

Finish with an attitude.
Moet je gehecht zijn aan je materiaal? Ja en nee. Ja, je fiets moet in topconditie aan het vertrek staan. Het materiaal gaat het zwaar te verduren krijgen. Aan de andere kant: nee, je moet niet denken dat er bij elke strook wat kapot kan gaan. Dat had ik een beetje in het begin. En dan zit je niet lekker op de fiets.

A Saturday in Hell. Ik had het niet willen missen. Volgend jaar weer? Misschien.

Onderstaande route, die van ons, is uiteraard voor jullie lieverds beschikbaar.